‘Middeleeuwse praktijken als homoconversie horen niet thuis in Nederland,’ zei D66-Kamerlid Jeanet van der Laanover het wetsvoorstel, over een verbod op homogenezing, dat is ingediend. En hoewel ik met haar eens ben dat het genezen van seksuele geaardheid een idee is dat eerder op de lachspieren werkt dan op het gezond verstand, wil ik toch een fikse kanttekening zetten bij haar opmerking.
Want ik ben zo moe van het hokjesdenken, en dat is er niet beter op geworden sinds de introductie van de woke-waanzin. Iedereen moet in een hokje en iedereen moet zich vanuit dat hokje laten voorschrijven hoe te denken en te zijn – want anders pleeg je weer verraad aan je hokje. En onze geschiedenis dreigt nu ook al in hokjes terecht te komen. Van die onverbiddelijke, veroordelende hokjes waarin niemand een woord ter verdediging mag uitspreken.
Zo zitten de middeleeuwen ook in een hokje: achterlijk, barbaars, onontwikkeld, onwetenschappelijk, onvrij, overmatig religieus en verstikkend tot en met. ‘Memento mori’ en andere zware kost. Het is een beeld dat vooral in dat soort omschrijvende uitspraken als hierboven terugkomt. Alles dat we dom-achterhaald vinden, noemen we al gauw ‘middeleeuws’, en we denken echt dat er om de haverklap een brandstapel oplaaide: was het niet voor een heks, dan toch wel voor een ketter of een homo.
Laten we het eens hebben over homo’s in de middeleeuwen. Want die bestonden niet. Begrijp me goed: er waren heel veel mannen en vrouwen die van mensen van hetzelfde geslacht hielden, verliefd op ze werden, seks met ze hadden en ga zo maar door – maar de middeleeuwen kenden het concept ‘seksuele oriëntatie’ niet. Niemand in die dagen zou zichzelf omschreven hebben als ‘homo’, lesbisch’ of ‘biseksueel’, met welk woord of welke omschrijving dan ook. Men keek zo niet naar zichzelf of naar anderen. De Kerk verbood homoseksualiteit als zodanig dan ook niet en zocht het ook niet te genezen; de Kerk verbood ‘sodomie’. En dat is een complexe term, een samenvattend woord dat in principe elke seksuele handeling kon betekenen die de Kerk zag als verdorven.
En dat gold evengoed voor seks tussen man en vrouw: iedereen was een zondaar in de ogen van Rome, en seks werd gezien – door de Kerk – als een noodzakelijk kwaad dat uitsluitend gericht moest zijn op voortplanting, en verder zo weinig mogelijk plezier mocht opleveren. Want dat was een zonde. En de grootste zonde was het verspillen van zaad, op welke ‘perverse’ manier dan ook – want dat kon zich dan niet voortplanten. (Het zal niemand verbazen dat in de middeleeuwen de oorzaak van de onvruchtbaarheid van een stel altijd bij de vrouw gezocht werd.) Laat het trouwens gezegd zijn dat juist in de kloosters, zowel bij de nonnen als broeders, veel aan ‘sodomie’ gedaan werd…
De studies naar homoseksualiteit in de middeleeuwen, en in onze geschiedenis in het algemeen, zijn nog vrij recent. De resultaten ervan komen niet overeen met het beeld dat wij hebben: de Kerk mocht dan wel, en zeker vanaf de dertiende eeuw, steeds fanatieker op zoek zijn gegaan naar seksuele zondaars, maar de niet-celibataire mens trok zich over het algemeen weinig aan van dergelijke wetten uit Rome. Als je alleen maar kijkt naar die wetgeving, zoals zo’n Van Der Laan blijkbaar doet, dat ontstaat inderdaad het beeld van een streng-religieuze samenleving. Maar wetten zelf zeggen weinig over hoe ermee om werd gegaan, over hoe de samenleving er dus werkelijk uitzag. Privacy bestond nog in de middeleeuwen, een mens werd niet half zo veel in de gaten gehouden als wij nu. En een Kerk die voorschreef hoe men zich in de slaapkamer diende te gedragen en dat men niet verder mocht gaan dan wat we nu ‘recht op en neer’ zouden noemen, ach, die was met gemak te negeren als dat het plezier in de weg zat.
Daarnaast was de publieke opinie niet noodzakelijk ‘homofoob’, zoals die uitspraak van Van Der Laan doet vermoeden. Liefde tussen twee mannen of vrouwen vond men niet vreemd, zeker niet in een tijdperk waarin, bijvoorbeeld, de literatuur over koning Arthur en zijn ridders werd gezien als het toppunt van verfijning – en die verhalen hebben heel wat verwijzingen naar allerlei vormen van liefde tussen mannen. Mannen die hun leven voor elkaar zouden geven, elkaar blind liefhebben en trouw zijn, die banden met elkaar hebben die niet onderdoen voor die tussen bloedbroers of minnaars.
De kus op de mond tussen mannen werd gezien als een symbool van verbinding: elke vazal die zich had onderworpen aan een vorst en de eed van trouw had afgelegd, legde vervolgens zijn handen tussen die van zijn nieuwe meester (‘mijn lot ligt in jouw handen’) en gaf hem een kus op de mond, waarmee de eed werd bezegeld. Niemand vond dat iets homo-erotisch, en het is nog steeds de reden dat men absoluut die Eerste Kus wil zien nadat een ja-woord is uitgesproken op een trouwerij: de bezegeling van de eed. En een eed van trouw was en is een van de meest heilige beloftes in vrijwel alle culturen op onze planeet. Ook Jezus vond het onvoorstelbaar dat Judas hem verraadde met een kus, dat gebaar van eeuwige trouw.
Seksuele oriëntatie was dus een non-issue in de middeleeuwen, omdat men niet uitging van wie men was, maar van wat men deed. Hoe men handelde. Het was dus niet de kern van homoseksualiteit, de liefde tussen twee mensen van hetzelfde geslacht, die de Kerk dwars zat. Een man mocht zich zo hard aangetrokken voelen tot een andere man als hij wilde, en elke vrouw mocht een andere vrouw diep liefhebben. Dat was voor de Kerk het probleem niet; pas als men overging tot verboden seksuele handelingen dreigde men met hel en verdoemenis, en als je pech had ook met een vervolging.
De Engelse koning Edward II is een goed voorbeeld van die omgang met gevoelens die wij zouden omschrijven ‘homoseksueel’. De kronieken verhalen vol ontroering over hoe deze vorst een tweetal mannen in zijn leven bijzonder liefhad, ‘een liefde die bijna sterker was dan de liefde tussen man en vrouw’, en in de afgelopen eeuwen nam men als vanzelfsprekend aan dat de man een ‘sodomiet’ was, maar nog nooit is zijn ‘praktische’ homoseksualiteit bewezen en geen kroniekschrijver had het durven beweren – want dat zou impliceren dat deze koning na zijn dood richting de hel is gegaan, en dat is niet iets om lichtzinnig over te zijn als je een koninklijk ‘in memoriam’ schrijft. Maar er is bewijs van zijn interesse in vrouwen: Edward heeft een aantal kinderen verwekt bij zowel zijn echtgenote als bij minnaressen. Dat eerste kan nog wijzen op de verplichtingen die hij nu eenmaal had; dat gaat bij minnaressen niet meer op. Maar niemand twijfelde aan zijn reusachtige liefde voor die mannen, een liefde die hem uiteindelijk zijn troon kostte. Niet vanwege homofobie, maar omdat hij door zijn blinde liefde hun losgeslagen corruptie niet in de gaten had en daarnaast gewoon een erg slechte koning was.
Kort gesteld: de middeleeuwen deden niet aan de krappe hokjesgeest waar wij onze wereld mee proberen te begrijpen. Men deed niet aan conversietherapie, zoals Van Der Laan ongeïnformeerd riep, wat want valt er te coverteren aan iemands handelingen? Je hield je aan de regels, of je deed dat niet, net zoals nu. In de middeleeuwen ging men er vanuit dat straf wel zou volgen als God dat nodig vond – zo niet in dit leven, dan toch zeker in het volgende. Wat je voelde voor een ander was jouw zaak. Sterker nog: gevoelens die zouden kunnen oproepen tot verboden handelingen, of het nou om diefstal ging of ‘sodomie’, dienden als een morele test. Het was goed dat je ze had, want alleen als je tegen verleiding vocht – en won – kwam je dichter bij God. Dus men liet dat volledig over aan jou en je geweten. Zelfs de oppermachtige Kerk bemoeide zich daar alleen maar mee als raadgever en niet als voorschrijver, zoals onze politiek in onze tijd wel steeds meer lijkt te doen.
Dient het ons nou echt, al die hokjes over wie we zijn, hoe we ons moeten voelen en hoe anderen ons moeten zien? Ik herinner me een rel rond een Linda-cover in 2017, waarop twee dames elkaar vol passie kusten. Later bleek dat de modellen heteroseksueel waren, en kwam er een groep boze lesbiennes in actie: dat mocht niet. Dat was een vorm van diefstal. Passie tussen vrouwen was van hun, en niemand anders mocht daar iets mee. Het hokjesdenken van dat standpunt was zo vreselijk benauwend dat veel mensen het afwezen. En het plakken van onze moderne stickers loopt direct fout als we het toepassen op andere culturen of andere tijden – het past gewoon niet. Mensen zijn zo niet.
Vreemd genoeg lijkt het erop dat het middeleeuwers beter lukte hun eigen identiteit, zoals wij dat zouden noemen, te behouden in de wereld waarin ze leefden. En dat is niet vreemd: als simpelweg overleven een groot deel van je dagbesteding en concentratie in beslag neemt, heb je geen tijd om over dergelijke zaken na te denken. Ik spreek geen oordeel uit over of dat wel of niet een goede zaak is; is zeg alleen dat we misschien eens na moeten denken over onze hokjesgeest, en in hoeverre we gevangenen zijn van de cultuur waar we nu in leven.
Misschien was de middeleeuwer wel een stuk vrijer dan wij. En dat vind ik iets zeggen.
Eén reactie
Baudetteknettergekke hokjes plaatsen op eeuwen (vroege, middel of late middeleeuwen?) om een onwelgevallige politicus of politica te verwijten wat je zelf doet. Wel met enige juiste inzichten, wellicht, geschiedenis duiden is erg moeilijk en bijna altijd fout. Tenzij je het misschien houdt bij 1 gebeurtenis door 1 mens of groep mensen in 1 duidelijk tijd kader. Misschien zijn wij nu wel veel dommer, in het algemeen en Baudetadapten in het bijzonder.